Jaarstukken 2023

Financieel resultaat 2023


bedragen x 1.000,-

Rekening 2022

Begroting 2023

Rekening 2023

Verschil 2023

Lasten

568.202

670.184

643.115

27.070

Baten

-596.190

-649.380

-649.946

566

Totaal van saldo van baten en lasten

-27.988

20.805

-6.832

27.636

     

Mutaties in reserves:

    

- toevoegingen

88.424

72.190

75.533

-3.342

- onttrekkingen

-80.481

-92.995

-88.308

-4.687

Resultaat

-20.045

0

-19.607

19.607

Inleiding
Deze paragraaf geeft het financieel resultaat van de jaarrekening 2023 in hoofdlijnen weer. Allereerst komt de ontwikkeling van de begroting 2023 aan de orde. Dan leest u welke financiële afwijkingen het rekeningresultaat over 2023 vooral bepalen. Daarna verduidelijken we de relatie tussen de diverse documenten met betrekking tot de grondexploitaties en we besluiten deze paragraaf met een toelichting op de financiële positie van de gemeente.

1. Ontwikkeling van begroting en het resultaat 2023

Volgens de reguliere planning & controlcyclus, verschijnen twee keer per jaar voortgangsrapportages. Daarin stelt het college de raad op de hoogte van de voortgang op alle prestaties van de lopende begroting.

In de Kaderbrief 2023-2027 is voor het jaar 2023 de begroting met 2,2 miljoen bijgesteld voor voornamelijk de vele extreme kostenstijgingen op het gebied van o.a. personele kosten en energie.

De Tweede Voortgangsrapportage liet een nadeel zien van 807.000. De belangrijkste tegenvallers waren het project Werninkterrein en de kosten voor een Extra Tweede Kamerverkiezing. Daarnaast was er sprake van een meevaller door extra inkomsten via het gemeentefonds. Het saldo van 807.000 is verrekend met de concernreserve.

De slotwijziging is de begrotingswijziging die het college bij laatste raadsvergadering ter besluitvorming aan de raad voorgelegd. Hiermee werd de begroting geactualiseerd naar de laatste stand van zaken. De slotwijziging liet een nadeel zien van 192.000. Ook deze is verrekend met de concernreserve.

2. Rekeningresultaat 2023 per programma

Ten opzichte van de bij de Slotwijziging 2023 aangepaste begroting is het rekeningresultaat 19,9 miljoen positief. We zien in vergelijking tot 2022 geringere afwijkingen in het resultaat op alle vlakken behalve de lasten. De verschillende programma's laten de volgende afwijking zien:

Programma

Baten

Lasten

Onttrekking

Toevoeging

Eindtotaal

01. Bestuur en dienstverlening

-199

-475

38

-

-636

02. Veiligheid

179

-259

-

-

-80

03. Economie

-192

-659

382

-

-469

04. Bereikbaarheid

-183

-4.989

-36

942

-4.266

05. Omgevingskwaliteit

-1.240

-1.221

558

-

-1.903

06. Stedelijke ontwikkeling

1.495

-5.339

1.664

1.033

-1.147

07. Jeugd en onderwijs

170

-204

19

-

-15

08. Cultuur, sport en recreatie

-1.959

949

175

164

-671

09. Maatschappelijke ondersteuning

3.889

-6.621

864

-

-1.868

10. Werk en inkomen

-825

-3.535

287

-

-4.073

Algemene dekkingsmiddelen en Overhead

-3.108

-3.309

735

1.204

-4.123

Eindtotaal

-1.974

-25.975

4.687

3.342

-19.607

Een substantieel deel van het resultaat wordt gevormd door onderuitputting op budgetten die beschikbaar zijn gesteld voor concrete, afgebakende activiteiten (projecten) die over de jaargrens lopen. Om deze activiteiten te kunnen voltooien, moet het bijbehorende budget in 2024 beschikbaar blijven. Het gaat in totaal om 7,9 miljoen aan onderuitputting. De voorstellen voor budgetoverheveling worden meegenomen in het bestemmingsvoorstel.

Ook zijn er beleidsterreinen waar met een gesloten regime wordt gewerkt. Dit speelt onder meer bij Parkeren (programma 4), Grondexploitaties (programma 6) en Sociaal Domein (programma's 7, 9 en 10). Daar is de afspraak dat positieve en negatieve saldi worden verrekend met de daarvoor bestemde reserves. Per saldo gaat het om een bedrag van € 8,8 miljoen dat aan reserve wordt toegevoegd. Ook dit wordt meegenomen in het bestemmingsvoorstel. Het bestemmingsvoorstel wordt afzonderlijk ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.
Het saldo van 6,3 miljoen dat na bestemming overblijft, komt ten gunste van de concernreserve.

Afwijkingen van de begroting
In de onderstaande tabel staan de beleidsdossiers met de grootste afwijkingen ten opzichte van de Slotwijziging (> 0,5 miljoen). Daarbij is het ook aangegeven of deze afwijkingen zijn betrokken bij het bestemmingsvoorstel. Bij de toelichting op de programma’s wordt een nadere toelichting gegeven op de afwijkingen.

Majeure afwijkingen na de Slotwijziging

Programma/ Beleidsterrein

Toelichting

Resultaat voor bestemming

01. Bestuur en dienstverlening

Voordeel uit wachtgelden en vrijval pensioenen voor burgermeester en wethouders.

-0,6

04. Bereikbaarheid

Extra rijksmiddelen ontvangen waardoor er een positief resultaat is ontstaan binnen het beleidsterrein OV. Deze gelden worden overgeheveld naar 2024.

-2,0

Resultaat Parkeren Auto en Fiets. Dit resultaat wordt gestort in de daarvoor bestemde reserve.

-2,3

05. Omgevingskwaliteit

Positief resultaat binnen beleidsterrein Openbaar groen dankzij meer baten dan begroot.

-1,1

Minder onttrekkingen aan de reserve duurzame stad.

-0,6

Overig.

-0,3

06. Stedelijke ontwikkeling

Positief resultaat dankzij extra inkomsten bouwleges. Dit resultaat wordt gestort in de bijbehorende reserve.

-1,1

08. Cultuur, sport en recreatie

Positief resultaat dankzij extra baten binnen het beleidsterrein sport. Dit komt onder andere door energiecompensatie vanuit het rijk.

-0,7

09. Maatschappelijke ondersteuning

Positief resultaat binnen de beleidsterreinen Sociale binding en participatie, Preventie en Kwetsbare groepen.

-3,3

Aanzienlijk meer lasten binnen het beleidsterrein Ondersteuning (Wmo)

1,4

10. Werk en inkomen

Positief resultaat binnen de beleidsterreinen Arbeidsparticipatie, Maatschappelijke participatie en ondersteuning minima en Inkomensvoorzieningen.

-2,7

Positief resultaat DZB.

-1,4

Algemene dekkingsmiddelen en Overhead

Hogere uitkering Gemeentefonds en opbrengst ozb niet woningen.

-1,6

Voordeel op overhead projecten doordat meer uren zijn geschreven dan geraamd en kleinere voordelen.

-1,5

Voordeel binnen de Centrumregeling, bestaande uit verschillende kleine voordelen. Deze middelen blijven binnen de centrumregeling.

-1,0

Overig

 

-0,8

Eindtotaal

 

-19,6

3. Verantwoording resultaten grondbeleid

De verantwoording over de ontwikkeling van de resultaten van het grondbeleid en de risico's die daarbij optreden, bestaat uit meerdere onderdelen. Deze onderdelen zijn verspreid in deze jaarstukken opgenomen. Dit is in lijn met de voorschriften uit de verslaggevingsregels waaraan de gemeente zich moet houden (BBV). Naast de verantwoording via de jaarstukken vindt er aanvullend nog een gedetailleerde verantwoording plaats in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties 2024 (MPG). De Jaarstukken geven op de volgende plaatsen informatie over de grondexploitaties:

In deze jaarstukken zijn in programma 6 Stedelijke Ontwikkeling toelichtingen opgenomen over de afwijkingen ten opzichte van de begroting. Die staan bij de prestatie Opstellen Meerjaren Perspectief Grondexploitaties 2024 en Vermogensbeheer Grondexploitaties 2024-2028.

De paragraaf 2.3.7. Grondbeleid geeft, naast het bestaande beleid en de beleidsvoornemens, een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie. Door de vergelijking met de verwachtingen van vorig jaar ontstaat een goed beeld van de in boekjaar 2023 verwerkte resultaten.
Om risico's die samenhangen met de grondexploitatie te beheersen zijn er risicoanalyses uitgevoerd. De uitkomsten van deze analyse staan opgenomen in de paragraaf 2.3.2. Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
De uitkomsten van de financiële waardering van grondexploitaties staan in de balans van de gemeente. Bij de toelichting op de rubriek voorraden worden de waarden van de grondexploitaties die op de balans staan toegelicht.


De verantwoording over de grondexploitaties via het MPG sluit cijfermatig volledig aan op de informatie die hierover in de jaarrekening is opgenomen. Alleen de mate van detaillering van de informatie verschilt, deze is hoger in het MPG. Het verloop van de reserve Grondexploitaties in 2024 en het verwachte verloop in de komende jaren wordt in de rapportage Vermogensbeheer Grondexploitaties 2024-2028 gegeven.

4. Financiële positie

Een gezonde financiële positie is belangrijk voor zowel het Leiden van nu als het Leiden van de toekomst. De financiële positie van de gemeente beoordelen we vanuit drie aspecten die hieronder in een schema staan weergegeven. Deze beoordeling overlapt deels de voorgeschreven kengetallen zoals opgenomen in de paragraaf 2.3.2 weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Figuur 1: De drie aspecten waarlangs de financiële positie van gemeente Leiden is beoordeeld 

Stabiliteit

Stabiliteit betekent dat de gemeente een duurzaam financieel beleid voert dat erop is gericht om onverwachte schommelingen te voorkomen en het voorzieningenniveau op peil te houden. Om dit te beoordelen hanteren we de onderstaande kengetallen over mogelijke schommelingen bij (her)financiering en het sluitend zijn van de begroting.

Kengetallen financiële stabiliteit

31-12-2020

31-12-2021

31-12-2022

31-12-2023

Referentie-waarde/

norm

Solvabiliteitsratio

32,1%

30,7%

31,2%

29,6%

> 20%

Herfinancieringsrisico (renterisiconorm)

6%

6%

6%

5%

< 20%

Voldaan aan norm kasgeldlimiet

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Exploitatiesaldo huidige jaar positief

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Exploitatiesaldo komende 4 jaar naar verwachting positief

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Renteschommelingen bij (her)financiering kunnen zorgen voor onverwachte mee- en tegenvallers. Naarmate de schuldpositie toeneemt wordt de gemeente hier relatief meer kwetsbaar voor. Door het uitgebreide investeringsprogramma neemt schuldpositie van de gemeente Leiden toe. Hierdoor neemt de solvabiliteit (= gedeelte van het bezit dat uit eigen vermogen is gefinancierd) af. Meerjarig zal de solvabiliteit naar verwachting verder dalen. Dit maakt de gemeente relatief meer kwetsbaar voor renteschommelingen. Dit kan zo een risico vormen voor financiële stabiliteit. Dit risico wordt voor een deel beheerst doordat de gemeente Leiden voldoet aan de wettelijke renterisiconorm en kasgeldlimiet (zie paragraaf 2.3.4. financiering). Ook is gekozen voor het langjarig consolideren van de rente en wordt gerekend met een stijgend rentebeeld (zie paragraaf 2.3.2. weerstandsvermogen en risicobeheersing). Met deze maatregelen ondersteunt het college de financiële stabiliteit van de gemeente.

De Jaarstukken 2023 sluiten met een voordelig resultaat. Daarnaast laten de Programmabegroting 2024 en het meerjarenbeeld 2025-2027 een sluitend perspectief zien. Dit biedt een goede uitgangspositie voor financiële stabiliteit.

Weerbaarheid

De financiële weerbaarheid heeft betrekking op de middelen en mogelijkheden van de gemeente om incidentele nadelen op te vangen. Hiervoor hanteren we het kengetal van het weerstandsvermogen.

Kengetallen financiële weerbaarheid

2020

2021

2022

2023

Norm

A. Weerstandscapaciteit (concernreserve)

per 31-12 (in 1.000)

15.255

21.882

20.304

27.073

-

B. Uitkomst risicosimulatie paragraaf

Weerstandsvermogen en risicobeheersing in 1.000

11.612

12.347

11.092

9.828

-

Resterend weerstandsvermogen (A-B) in 1.000

3.643

9.535

9.212

17.245

>0

Weerstandsratio A/B

1,3

1,8

1,8

2,7

> / = 1

Eind 2023 heeft de concernreserve een omvang van 27,1 miljoen. De uitkomst van de risicosimulatie met het risicoprofiel voor 2024 komt uit op 9,8 miljoen. Hiermee is de beschikbare weerstandscapaciteit eind 2023 toereikend om alle risico's af te dekken. Dit biedt een goede uitgangspositie voor financiële weerbaarheid. Door besluitvorming over de resultaatbestemming zal een deel van de concernreserve weer worden ingezet voor incidentele budgetten die worden overgeheveld. Bij de Kaderbrief 2024-2028 worden de effecten hiervan op het weerstandsvermogen.

Flexibiliteit

De financiële flexibiliteit heeft betrekking op de middelen en mogelijkheden van de gemeente om structurele nadelen op te vangen. Hiervoor kijken we naar de mate waarin onze schuldpositie de begroting belast in hoeverre sprake is van een structureel evenwicht en naar de relatieve belastingdruk.

Kengetallen financiële weerbaarheid

2020

2021

2022

2023

Referentie-waarde/

norm

Nettoschuld als aandeel van de totale baten (netto schuldquote)

97%

103%

100%

97%

< 100%

Nettoschuld per inwoner (in €)

4.210

4.508

4.681

4.990

-

Structureel evenwicht (structurele lasten gedekt door structurele baten)

ja

Ja

ja

ja

ja

Belastingcapaciteit

119%

119%

127%

136%

100%

Een hoge schuld zorgt ervoor dat een relatief groot deel van de exploitatie vastligt in rentelasten en afschrijvingen. Deze lasten zijn niet meer te beïnvloeden en verminderen dus de relatieve ruimte om bij te sturen in het geval van een noodzaak tot structurele bezuinigingen. Twee kengetallen geven inzicht in de relatieve omvang van de Leidse schuldpositie:

De netto schuldquote geeft de verhouding aan tussen de netto schulden en de baten. Als de netto schulden stijgen, stijgt de schuldquote en als de baten stijgen daalt de schuldquote. Bij de begroting 2023 verwachtten we een netto schuldquote eind 2023 van 143%. De netto schuldquote eind 2023 komt uiteindelijk uit op 97%. Dit is lager voornamelijk omdat de uitgaven (o.a. investeringen) en uitputting van reserves langzamer verlopen dan geprognosticeerd . Door de uitvoering van het huidige investeringsprogramma zal de schuldquote meerjarig wel stijgen. Zie ook paragraaf 2.3.2. Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

De nettoschuld per inwoner wordt bepaald door de totale netto schuld te delen door het aantal inwoners. De gemeente Leiden had per eind 2023 een netto schuld per inwoner van 4.990. Dit is een stijging ten opzichte van vorig jaar. Onder invloed van de huidige investeringen zal dit in de nabije toekomst verder stijgen.

Groei van de schuldpositie zorgt ervoor dat de flexibiliteit in de begroting afneemt.

In 2023 lagen de Leidse woonlasten 35,6% boven het landelijk gemiddelde. Hoe hoger de relatieve woonlasten, hoe kleiner de politieke ruimte om door het verhogen van inkomsten structurele tegenvallers op te vangen.
Bij de Jaarrekening 2023 is sprake van een structureel evenwicht. Ook in de toekomst blijft het zaak om het structureel begrotingsevenwicht te bewaken zodat Leiden ook op de langere termijn in staat blijft om structurele tegenvallers op te vangen.

Achterblijvende investeringen

Planningsoptimisme is het verschijnsel dat de uitgaven binnen investeringskredieten later plaatsvinden dan vooraf begroot. Het moment dat geld wordt uitgegeven is in dat geval te optimistisch begroot. Het gevolg van planningsoptimisme is dat de gemeente zich arm rekent. Doordat geplande uitgaven pas later plaatsvinden dan begroot, houdt de gemeente in de jaarrekening geld over. Ook zijn hierdoor kengetallen over de verwachte ontwikkeling van de schuldpositie veel nadeliger dan de uiteindelijke realisatie in de jaarrekening. Dit alles vertekent de financiële informatie op basis waarvan de raad besluiten moet nemen.

Planningsoptimisme is geen uniek Leids probleem. Veel gemeenten zien dat investeringen in praktijk langzamer verlopen dan begroot. Door de grote Leidse investeringsagenda is het financieel effect wel groter dan bij andere gemeenten met een minder ambitieus programma. De ‘boeggolf’ van planningsoptimisme leidt jaarlijks tot incidentele meevallers door lagere kapitaallasten (rente en afschrijving) dan begroot. Het verminderen van het planningsoptimisme bij grote projecten heeft dan ook de aandacht. De aanpak bestaat uit analyses om meer inzicht te krijgen in de oorzaken, kritisch toetsen van ramingen en bijsturingsmaatregelen.

Uit een analyse van de realisatiecijfers over 2023 blijkt dat de beheersmaatregelen die in 2022 zijn ingevoerd hebben geleid tot een verbetering van het realisatiepercentage ten opzichte van 2022 en 2021. De realisatie is iets meer in overeenstemming met de raming. Als we kijken naar de oorzaken van het planningsoptimisme zien we een daling van interne oorzaken en een toename van scopewijzigingen als oorzaak. Het laatste is vaak het gevolg van ontoereikend projectbudget door de sterk gestegen materiaal- en bouwprijzen (bijvoorbeeld bij onderwijshuisvesting). In de Kaderbrief 2024-2028 staat de aanpak en van welke ramingen we uitgaan voor 2024 en verder beschreven.