Jaarstukken 2022

Financieel resultaat 2022


bedragen x 1.000,-

Rekening 2021

Begroting 2022

Rekening 2022

Verschil 2022

Lasten

541.490

597.822

568.202

29.620

Baten

-545.022

-591.161

-596.190

5.028

Totaal van saldo van baten en lasten

-3.533

6.661

-27.988

34.649

     

Mutaties in reserves:

    

- toevoegingen

91.729

83.140

88.424

-5.284

- onttrekkingen

-101.918

-89.801

-80.481

-9.320

Resultaat

-13.722

0

-20.045

20.045

Inleiding
Deze paragraaf geeft het financieel resultaat van de jaarrekening 2022 in hoofdlijnen weer. Allereerst komt de ontwikkeling van de begroting 2022 aan de orde. Daarna leest u welke financiële afwijkingen het rekeningresultaat over 2022 vooral bepalen. Daarna verduidelijken we de relatie tussen de diverse documenten met betrekking tot de grondexploitaties en we besluiten deze paragraaf met een toelichting op de financiële positie van de gemeente.

1. Ontwikkeling van begroting en het resultaat 2022

Volgens de reguliere planning & controlcyclus, verschijnen twee keer per jaar voortgangsrapportages. Daarin stelt het college de raad op de hoogte van de voortgang op alle prestaties van de lopende begroting. Normaal gesproken worden eventuele financiële afwijkingen naar aanleiding van de 1e voortgangsrapportage, meegenomen bij de kaderbrief. Vanwege de coalitieonderhandelingen was het dit jaar niet mogelijk om voor het zomerreces hierover een raadsbesluit te nemen. De eerste financiële bijstelling van de begroting was daarom bij de 2e Voortgangsrapportage.

De 2e Voortgangsrapportage liet een klein voordeel zien van 106.000. De belangrijkste meevaller deed zich voor op het BUIG-budget. Daarnaast was er sprake van een meevaller door extra inkomsten via het gemeentefonds voor de komst van de Omgevingswet. Tegenover deze meevallers stonden diverse kleinere tegenvallers. Het saldo van 106.000 is verrekend met de concernreserve.

De 4e technische wijziging is de begrotingswijziging die het college bij laatste raadsvergadering ter besluitvorming aan de raad voorgelegd. Hiermee werd de begroting geactualiseerd naar de laatste stand van zaken. De 4e technische wijziging liet een voordeel zien van 133.000. Ook deze is verrekend met de concernreserve.

2. Rekeningresultaat 2022 per programma

Ten opzichte van de bij de 4de Technische wijziging 2022 aangepaste begroting, is het rekeningresultaat 20,0 miljoen positief. Dat is ongeveer 3,35% van de totale begroting. De verschillende programma's laten de volgende afwijking zien:

Programma

Baten

Lasten

Onttrekking

Toevoeging

Eindtotaal

01. Bestuur en dienstverlening

25

430

-45

-

410

02. Veiligheid

-88

142

-0

-

55

03. Economie

142

476

-283

-0

335

04. Bereikbaarheid

525

-721

-845

350

-691

05. Omgevingskwaliteit

514

1.391

-1.500

0

405

06. Stedelijke ontwikkeling

-4.960

10.613

-2.790

-2.358

504

07. Jeugd en onderwijs

436

-514

-19

-0

-96

08. Cultuur, sport en recreatie

567

71

-88

-166

383

09. Maatschappelijke ondersteuning

-739

6.133

-1.233

0

4.161

10. Werk en inkomen

3.400

1.812

-114

-

5.098

Algemene dekkingsmiddelen en Overhead

5.206

9.788

-2.402

-3.110

9.482

Eindtotaal

5.028

29.620

-9.320

-5.284

20.045

Een substantieel deel van het resultaat wordt gevormd door onderuitputting op budgetten die beschikbaar zijn gesteld voor concrete, afgebakende activiteiten (projecten) die over de jaargrens lopen. Om deze activiteiten te kunnen voltooien, moet het bijbehorende budget in 2023 beschikbaar blijven. Het gaat in totaal om 4,1 miljoen aan onderuitputting. De voorstellen daarvoor worden meegenomen in het bestemmingsvoorstel.

Ook zijn er beleidsterreinen waar met een gesloten regime wordt gewerkt. Dit speelt onder meer bij Parkeren (programma 4), Grondexploitaties (programma 6) en Sociaal Domein (programma's 7, 9 en 10). Daar is de afspraak dat positieve en negatieve saldi worden verrekend met de daarvoor bestemde reserves. Per saldo gaat het om €8,6 miljoen . Ook dit wordt meegenomen in het bestemmingsvoorstel. Het bestemmingsvoorstel wordt afzonderlijk ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.

Het saldo van 7,4 miljoen dat na bestemming overblijft, komt ten gunste van de concernreserve.

Grotere afwijkingen van de begroting
In de onderstaande tabel staan de beleidsdossiers met de grootste afwijkingen ten opzichte van de 4e technische wijziging (> 0,5 miljoen). Daarbij is het ook aangegeven of deze afwijkingen zijn betrokken bij het bestemmingsvoorstel. Bij de toelichting op de programma’s wordt een nadere toelichting gegeven op de afwijkingen.

Majeure afwijkingen na de 4de technische wijziging

Programma/ Beleidsterrein

Toelichting

Resultaat voor bestemming

04. Bereikbaarheid

Resultaat op auto- en fietsparkeren door o.a. hogere onderhouds- en beheerslasten parkeergarages. Dit resultaat wordt in het bestemmingsvoorstel verrekend met de reserve Parkeren.

-0,7

06. Stedelijke ontwikkeling

Hogere baten m.n. door verkoop erfpachtgronden en een voordeel op de lasten. Dit resultaat wordt gestort in de reserve Grondexploitatie.

0,5

07. Jeugd en onderwijs

Aanpassing prognose Jeugdzorg (SOZ). Deze overschrijding wordt bij het bestemmingsvoorstel verrekend met de reserve Sociaal domien

-0,7

08. Cultuur, sport en recreatie

Teveel budget overgeheveld bij 4e technische wijziging voor Coronasteun cultuur. Dit wordt gecorrigeerd bij het bestemmingsvoorstel

-0,5

Lagere lasten Sport door o.a. lagere uitgaven op sportstimulering en doorschuiven investering sportaccommodaties ICT

0,6

Hogere compensatie Rijk voor SPUK stimulering sport

0,6

09. Maatschappelijke ondersteuning

Minder gebruik WMO voorzieningen, o.a. door personeelskrapte bij de zorgaanbieders. Het resultaat wordt gestort in de reserve Sociaal domein.

1,1

Onrendabele lasten huisvesting statushouders. Het resultaat wordt via het bestemmingsvoorstel overgeheveld naar 2023

1,1

Lagere lasten beschermd wonen omdat het aantal plekken BW dat omgezet is naar plekken Wet langdurige zorg (opvolger AWBZ) hoger is dan verwacht. Het resultaat wordt gestort in de reserve Sociaal domein.

1,1

10. Werk en inkomen

Europese REACT-subsidie ontvangen over meerdere jaren. Het resultaat wordt gestort in de reserve Sociaal domein.

1,0

Inburgering lagere lasten ivm trager op gang komen van de trajecten en hogere inkomsten ivm meer declarabele kosten. Het resultaat wordt gestort in de reserve Sociaal domein.

1,0

Correctie administratieve verwerking WSW subsidie. Dit resultaat wordt gestort in de reserve Sociaal domein

0,8

Algemene Dekkingsmiddelen

Hogere uitkering gemeentefonds. Een deel valt binnen het hek Sociaal domein en is betrokken bij het bestemmingsvoorstel.

4,1

Vrijval voorziening dubieuze debiteuren door dat een aantal grotere debiteuren tot betaling zijn gekomen.

1,1

Reservese AD en Overhead

Bedrijfsvoeringsreserve concern (oa storting resultaat bedrijfsvoering)

-3,1

Overhead

Voordeel op overhead projecten doordat meer uren zijn geschreven dan geraamd.

1,3

Overhead voor uitvoeringskosten Oekraïners vallen lager uit. Dit resultaat is betrokken bij het bestemmingsvoorstel.

1,4

Vrijval op de voorziening pensioenen wethouders ivm hogere rekenrente.

0,9

Meer vergoeding ontvangen voor voor inlenen van interne medewerkers

1,0

Projectenportfolio Informatievoorziening. Het betreft diverse in 2023 doorlopende projecten

1,0

Kosten personeel, waaronder voormalig personeel

0,6

Overig

 

5,9

Eindtotaal

 

20,0

2.1 Doorwerking van Corona in de verantwoording

De uitbraak van Corona en de Coronamaatregelen hadden bij een paar programma's duidelijk nog een naijl-effect in 2022. In het begin van 2022 was er nog sprake van een lockdown. Activiteiten moesten daarna weer op gang komen, waardoor lasten of baten lager zijn uitgevallen. De effecten daarvan komen op diverse plaatsen in de jaarverantwoording tot uiting. Bij de betreffende programma's is een toelichting gegeven. Het financiële effect is vaak niet te kwantificeren omdat het één van de oorzaken is waardoor de realisatie afwijkt van de begroting. Op andere terreinen is juist extra ingezet om achterstanden en schade die in de Coronatijd waren ontstaan aan te pakken. Deze extra inzet was begroot en bijvoorbeeld gedekt door eerder ontvangen Rijksbijdragen zoals de coronasteun voor de cultuursector. De extra inzet heeft dus geen effect op het rekeningresultaat.

Een aantal voorbeelden van lagere lasten en baten zijn:

  • Bij Wmo-maatwerkvoorzieningen wordt een deel van de onderbesteding veroorzaakt door Corona. Zo ligt het gebruik van de regiotaxi nog steeds lager dan in 2019.
  • Er is minder gebruik gemaakt van sportsubsidies omdat clubs bezig waren met andere prioriteiten zoals de gestegen energieprijzen en weer moesten opstarten na Corona.
  • De huurinkomsten vastgoed liggen lager omdat een aantal huurders ivm Corona, compensatie van een deel van de huur heeft ontvangen.
  • De inkomsten van de Lakenhal zijn achtergebleven vanwege de lock-down in het begin van 2022 en het traag op gang komen van de bezoeksaantallen.
  • De baten van de markt vallen lager uit dan begroot. Corona is hiervan deels de oorzaak omdat door corona een groot aantal marktkooplieden is gestopt.

In 2022 is ook extra ingezet om de gevolgen van de Coronacrisis aan te pakken:

  • Volwasseneneducatie om de opgelopen wachtlijsten voor de taallessen weg te werken.
  • Er is invulling gegeven aan de gezondheidspijler van het programma Social Impact om gezondheidsachterstanden opgelopen tijdens de coronacrisis te verkleinen.
  • De cultuursector heeft coronasteun ontvangen via een speciale subsidieregeling.

3. Verantwoording resultaten grondbeleid

De verantwoording over de ontwikkeling van de resultaten van het grondbeleid en de risico's die daarbij optreden, bestaat uit meerdere onderdelen. Deze onderdelen zijn verspreid in deze jaarstukken opgenomen. Dit is in lijn met de voorschriften uit de verslaggevingsregels waaraan de gemeente zich moet houden (BBV). Naast de verantwoording via de jaarstukken vindt er aanvullend nog een gedetailleerde verantwoording plaats in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties 2023 (MPG). De Jaarstukken geven op de volgende plaatsen informatie over de grondexploitaties:

  • In deze jaarstukken zijn in de programmaverantwoording (programma 6 Stedelijke Ontwikkeling) bij de prestatie Opstellen Meerjaren Perspectief Grondexploitaties 2023 en Vermogensbeheer Grondexploitaties 2023-2027 toelichtingen opgenomen over de afwijkingen ten opzichte van de begroting.
  • De paragraaf 2.3.7. grondbeleid geeft, naast het bestaande beleid en de beleidsvoornemens, een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie. Door de vergelijking met de verwachtingen van vorig jaar ontstaat een goed beeld van de in boekjaar 2022 verwerkte resultaten.
  • Om risico's die samenhangen met de grondexploitatie te beheersen zijn er risicoanalyses uitgevoerd. De uitkomsten van deze analyse staan opgenomen in de paragraaf 2.3.2. weerstandsvermogen en risicobeheersing.
  • De uitkomsten van de financiële waardering van grondexploitaties staan in de balans van de gemeente.
    Bij de toelichting op de rubriek voorraden worden de waarden van de grondexploitaties die op de balans staan toegelicht.

De verantwoording over de grondexploitaties via het MPG sluit cijfermatig volledig aan op de informatie die hierover in de jaarrekening is opgenomen. Alleen de mate van detaillering van de informatie verschilt, deze is hoger in het MPG. Het verloop van de reserve Grondexploitaties in 2022 en het verwachte verloop in de komende jaren wordt in de rapportage Vermogensbeheer Grondexploitaties 2023-2027 gegeven.

4. Financiële positie

Een gezonde financiële positie is belangrijk voor zowel het Leiden van nu, als het Leiden van de toekomst. De financiële positie van de gemeente beoordelen we vanuit drie aspecten die hieronder in een schema staan weergegeven. Deze beoordeling overlapt deels de voorgeschreven kengetallen zoals opgenomen in de paragraaf 2.3.2 weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Figuur 1: De drie aspecten waarlangs de financiële positie van gemeente Leiden is beoordeeld 

Stabiliteit

Stabiliteit betekent dat de gemeente een duurzaam financieel beleid voert dat erop is gericht om onverwachte schommelingen te voorkomen en het voorzieningenniveau op peil te houden. Om dit te beoordelen hanteren we de onderstaande kengetallen over mogelijke schommelingen bij (her)financiering en het sluitend zijn van de begroting.

Kengetallen financiële stabiliteit

31-12-2019

31-12-2020

31-12-2021

31-12-2022

Referentiewaarde/

norm

Solvabiliteitsratio

36,3%

32,1%

30,7%

31,1%

> 20%

Herfinancieringsrisico (renterisiconorm)

5%

6%

6%

6%

< 20%

Voldaan aan norm kasgeldlimiet

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Exploitatiesaldo huidige jaar positief

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Exploitatiesaldo komende 4 jaar naar verwachting positief

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Renteschommelingen bij (her)financiering kunnen zorgen voor onverwachte mee- en tegenvallers. Naarmate de schuldpositie toeneemt wordt de gemeente hier relatief meer kwetsbaar voor. Door het uitgebreide investeringsprogramma neemt schuldpositie van de gemeente Leiden toe. Hierdoor neemt de solvabiliteit (= gedeelte van het bezit dat uit eigen vermogen is gefinancierd) af. Meerjarig zal de solvabiliteit naar verwachting verder dalen. Dit maakt de gemeente relatief meer kwetsbaar voor renteschommelingen. Dit kan zo een risico vormen voor financiële stabiliteit. Dit risico wordt voor een deel beheerst doordat de gemeente Leiden voldoet aan de wettelijke renterisiconorm en kasgeldlimiet (zie paragraaf 2.3.4. financiering). Ook is gekozen voor het langjarig consolideren van de rente en wordt gerekend met een stijgend rentebeeld (zie paragraaf 2.3.2. weerstandsvermogen en risicobeheersing). Met deze maatregelen ondersteunt het college de financiële stabiliteit van de gemeente.

De Jaarstukken 2022 sluiten met een voordelig resultaat. Daarnaast laten de Programmabegroting 2023 en het meerjarenbeeld 2024-2026 een sluitend perspectief zien. Dit biedt een goede uitgangspositie voor financiële stabiliteit.

Weerbaarheid

De financiële weerbaarheid heeft betrekking op de middelen en mogelijkheden van de gemeente om incidentele nadelen op te vangen. Hiervoor hanteren we het kengetal van het weerstandsvermogen.

Kengetallen financiële weerbaarheid

2019

2020

2021

2022

Norm

A. Weerstandscapaciteit (concernreserve)

per 31-12 (in 1.000)

14.799

15.255

21.882

20.304

-

B. Uitkomst risicosimulatie paragraaf

Weerstandsvermogen en risicobeheersing in 1.000

14.716

11.612

12.347

11.092

-

Resterend weerstandsvermogen (A-B) in 1.000

83

3.643

9.535

9.212

>0

Weerstandsratio A/B

1,0

1,3

1,8

1,8

> / = 1

Eind 2022 heeft de concernreserve een omvang van 20,3 miljoen. De uitkomst van de risicosimulatie met het risicoprofiel voor 2022 komt uit op 11,1 miljoen. Hiermee is de beschikbare weerstandscapaciteit eind 2022 toereikend om alle risico's af te dekken. Dit biedt een goede uitgangspositie voor financiële weerbaarheid. Door besluitvorming over de resultaatbestemming zal een deel van de concernreserve weer worden ingezet voor incidentele budgetten die worden overgeheveld. Bij de Kaderbrief 2023-2027 worden de effecten hiervan op het weerstandsvermogen meegenomen en zal het college zo nodig met bijsturingsvoorstellen komen.

Flexibiliteit

De financiële flexibiliteit heeft betrekking op de middelen en mogelijkheden van de gemeente om structurele nadelen op te vangen. Hiervoor kijken we naar de mate waarin onze schuldpositie de begroting belast, in hoeverre sprake is van een structureel evenwicht en naar de relatieve belastingdruk.

Kengetallen financiële weerbaarheid

2019

2020

2021

2022

Referentiewaarde/

norm

Nettoschuld als aandeel van de totale baten (netto schuldquote)

89%

97%

103%

100%

< 100%

Nettoschuld per inwoner (in €)

3.665

4.210

4.508

4681

-

Structureel evenwicht (structurele lasten gedekt door structurele baten)

Ja

Ja

ja

ja

ja

Belastingcapaciteit

114%

119%

119%

127%

100%

Een hoge schuld zorgt ervoor dat een relatief groot deel van de exploitatie vastligt in rentelasten en afschrijvingen. Deze lasten zijn niet meer te beïnvloeden en verminderen dus de relatieve ruimte om bij te sturen in het geval van een noodzaak tot structurele bezuinigingen. Twee kengetallen geven inzicht in de relatieve omvang van de Leidse schuldpositie:

  • De netto schuldquote geeft de verhouding aan tussen de netto schulden en de baten. Als de netto schulden stijgen, stijgt de schuldquote en als de baten stijgen daalt de schuldquote. Bij de begroting 2022 gingen we uit van een netto schuldquote van 135%. Bij de begroting 2023 verwachtten we een netto schuldquote eind 2022 van 123%. De netto schuldquote eind 2022 komt uiteindelijk uit op 100%. Dit is lager omdat de uitgaven (o.a. investeringen) en uitputting van reserves langzamer verlopen dan geprognosticeerd en omdat de baten hoger uitvallen. De schuldquote eind 2022 laat hierdoor een daling zien ten opzichte van de schuldquote eind 2021. Door de uitvoering van het huidige investeringsprogramma zal de schuldquote meerjarig wel stijgen. Zie ook paragraaf 2.3.2. weerstandsvermogen en risicobeheersing.
  • De nettoschuld per inwoner wordt bepaald door de totale netto schuld te delen door het aantal inwoners. De gemeente Leiden had per eind 2022 een netto schuld per inwoner van 4.681. Dit is een stijging ten opzichte van vorig jaar. Onder invloed van de huidige investeringen zal dit in de nabije toekomst verder stijgen.

De groei van de schuldpositie zorgt ervoor dat de flexibiliteit in de begroting afneemt.

Eind 2022 liggen de Leidse woonlasten 27,1% boven het landelijk gemiddelde. De onbenutte belastingcapaciteit neemt af door het kostendekkend maken van de riool- en afvalstoffenheffing vanaf programmabegroting 2022 en de stijging van de ozb ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Hierdoor wordt de ruimte kleiner om door het verhogen van inkomsten structurele tegenvallers op te vangen. Bij de Jaarrekening 2022 is sprake van een structureel evenwicht. Ook in de toekomst blijft het zaak om het structureel begrotingsevenwicht te bewaken zodat Leiden ook op de langere termijn in staat blijft om structurele tegenvallers op te vangen.

Achterblijvende investeringen

De prognoses van de schuldpositie in de begroting zijn al enige tijd onderhevig aan zogeheten ‘planningsoptimisme’. Er wordt minder snel geïnvesteerd in de stad dan is voorgenomen. Jaarlijks is dan ook een onderbesteding zichtbaar in de jaarrekening. Bij de uitvoering van plannen doen zich altijd wel ergens tegenvallers voor waardoor de realisatie achterblijft bij de ramingen. Dit speelt in hogere mate bij de grote en complexe projecten. Het verminderen van het planningsoptimisme bij grote projecten heeft dan ook de aandacht. De aanpak bestaat uit analyses om meer inzicht te krijgen in de oorzaken, kritisch toetsen van ramingen en bijsturingsmaatregelen.

In augustus 2022 is een analyse uitgevoerd van projecten met een geraamde cashflow groter dan 1,0 miljoen. Op basis van deze uitkomsten is bij de programmabegroting 2023 de verwachte schuldpositie in de prognosebalans voor 2022 naar beneden bijgesteld. Nu de realisatiecijfers over 2022 bekend zijn, is deze analyse opnieuw uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt een kleine verbetering ten opzichte van 2021. De realisatie is iets meer in overeenstemming met de raming. In de Kadernota 2023-2027 wordt u verder geïnformeerd over de aanpak en van welke ramingen we uitgaan voor 2023 en verder.